Afspraak Locatie
IJmuiden / Zandvoort
Contact graag per
Mail

Pop Design Kunstblad

Pop-design, afgeleid van pop-art, veroverde de

wereld in de jaren zestig als reactie op het strakke

en functionele Good Designvan het voorafgaand

decennium. Geïnspireerd door de populaire cultu-

ur en de consumptie-maatschappij en gebruikmak-

end van nieuwe technieken en materialen zoals

kunststof, ontstonden de meest bizarre en buite-

naardse vormen met bonte kleuren.

De oliecrisis van 1973 maakte echter een abrupt

einde aan de onbezorgde wegwerpcultuur.

 

De wortels van het pop-design zijn vanzelfsprekend

te vinden in de Britse en Amerikaanse pop-art, maar

ook in de art nouveau, art déco en het surrealisme.

Het is zowel een kritische reactie op het verantwo-

orde, maar saai gevonden Good Design en Goed

Wonen van de jaren vijftig, als een kritiekloze om-

arming van de enorm uitdijende consumptiemaat-

schappij met haar vluchtige, nutteloze producten,

haar wegwerpcultuur en haar verheerlijking van de

jeugd. De Britse pop-art is de eerste beweging in de

kunst die de vooral Amerikaanse populaire cultuur

onderzoekt en betrekt in de beeldende kunst en

architectuur. In 1952 richtten de kunstenaars

Eduardo Paolozzi, Richard Hamilton en de archi-

tecten Peter en Alison Smithson The Independent

Groupop. Hamilton haalt film en popmuziek in zijn

schilderijen, met een fotografie imiterende techniek.

De Smithsons ontwerpen in 1954 het prototype van

de pop-design-stoel, de Trundling Turk, als reactie

op het modernisme. Op een verchroomd raamwerk

liggen hoekige kussens van kleurig bekleed schuim-

rubber met exotische motieven. Ook de extreem

lage zitpositie is een voorafschaduwing van de jaren

zestig, als bijkans op de grond bivakkeren het sum-

mum van comfort wordt gevonden. Nog vóór 1960

ontstaat een Amerikaanse vorm van pop-art, die

gedeeltelijk kritisch staat tegenover de consumptie-

cultuur, maar waarvan veel beoefenaars de massa-

cultuur kritiekloos omarmen. Bij wijze van afwijzing

van het abstract expressionisme halen de schilders

en beeldhouwers elementen uit de popcultuur het

museum en de galerie in. De vlaggen van Jasper

Johns, de opgeblazen comic stripsvan Roy

Lichtenstein en natuurlijk de gortdroog nageschilder-

de soepblikken van Andy Warhol slaan vanwege de

herkenbaarheid enorm aan bij het publiek. De beeld-

houwer Claes Oldenburg maakt alledaagse

gebruiksvoorwerpen minutieus na in zacht vinyl: Soft

Pay-Phone, Soft Wash Basin...Later vergroot hij

banale voorwerpen uit tot monumentale dimensies,

in de lijn van Lichtenstein, zoals de reusachtige

blauwe troffel in het beelden park van Museum

Kröller-MülIer.

Het gebruik van vinyl en de talloze andere goedkope

plastics, vooral polyethyleen, polyurethaan en poly-

styreen, die in die tijd worden uitgevonden of geper-

fectioneerd, geven kunstenaars en ontwerpers

ongekende nieuwe mogelijkheden. Warhol verklaart:

‘Everybody’s plastic – but I love plastic. I want to be

plastic.

Natuurlijk worden kunststoffen al langer gebruikt

voor consumptiegoederen, maar doorgaans als

goedkope grondstof om er duurdere materialen mee

te imiteren, zoals hoorn, schildpad of hout. Nu

accepteert het publiek plastic om zijn eigen kwaliteit-

en en worden alle denkbare vormen en kleuren

mogelijk. Het resulteert in de meest uitzinnige ont-

werpen, met kenmerkende ronde hoeken en bonte

kleurencombinaties. Vooral oranje, maar ook de

andere secondaire kleuren groen en paars gelden

als de typische kleuren van het optimisme van de

jaren zestig. Een van de eerste meubels met die

kenmerken is de sofa Marshmellowvan George

Nelson uit 1956, waarvan zitting en rugleuning uit

ieder negen ronde latex kussens bestaan, over-

trokken met rood, oranje en paars vinyl.

Harde plastics, liefst in organisch ronde vormen, kan

eveneens elke gewenste kleur gegeven worden. De

innovatieve ‘schommelende kuip’ Pastillevan Eero

Aarnio bijvoorbeeld uit 1967-1968 kan dankzij het

harde materiaal, de afwezigheid van bekleding en

de vervaardiging uit slechts twee delen polyester

ook buiten worden gebruikt.

Popkunstenaars begeven zich eveneens op de

ontwerpmarkt. Richard Hamilton maakt de hoes van

het titel loze witte album van The Beatles in 1968;

een jaar eerder heeft zijn landgenoot Peter Blake de

veelgelauwerde hoes van Sgt. Pepper’s Lonely

Heart’s Club Bandontworpen. Andy Warhol verbindt

zijn naam aan twee van de bekendste platenhoezen

aller tijden. De hoes van The Velvet Undergrounduit

1967 is wit met een zeefdruk van een gele banaan

erop, die in de originele versie (die nu rond de

vijfhonderd dollar opbrengt) af te pellen is, waarop

een roze banaan te voorschijn komt. De opzettelijk

banale verwijzing naar het mannelijk geslachtsdeel

doet bandleider Lou Reed later verklaren: ‘The

banana actually made it into an erotic art show.’

Warhol heeft er een feilloos gevoel voor goedkope

effecten met goedkope verschijnselen in een goed-

kope verpakking als iets artistieks, hips en

begerenswaardigs te verkopen. Het is dan ook zijn

naam die op de voorkant van de hoes prijkt en niet

die van de band. Twee jaar later doet Warhol de truc

nog eens dunnetjes over voor de Rolling Stones.

Hun elpee Sticky Fingersvoorziet hij van een hoes

met een zwart-wiffoto van een spijkerbroek waar

een echte ritssluiting in gemonteerd is. Hierachter

bevindt zich geen roze banaan, maar een foto van

een man in onderbroek. In Spanje wordt de provo-

catieve hoes vervangen door een foto van vingers

die uit een blik stroop steken. Veel smakelijker.

De Engelse popkunstenaar Allen Jones vervaardigt

in 1969 een controversieel ameublement van fiber-

glazen vrouwen in uitdagend minimale lederen

kledij. Het gebruik van onderdanige vrouwen als fau-

teuil, salontafel of staande lamp roept heftige reac-

ties op, hoewel Jones het al kritisch bedoelt. Het

ameublement is comfortabel, maar eerder kunst dan

design. Het is typisch pop, niet alleen vanwege de

symbolische inhoud maar ook door de herkenbare

vorm.

Ironisch bedoelde, aan de populaire cultuur ont-

leende vormen voor meubilair zijn overal te koop.

De Duitse ontwerper Ingo Maurer introduceert in

1970 zijnBulb Opal een staande lamp in de vorm

van… een lamp. Pierre Paulin ontwerpt voor het

Maastrichtse Artifort in 1967 de gerieflijke stoel

Tongue. Eveneens binnensmonds zijn de Molar

stoelen en -sofa van gegoten polyester, in de vorm

van kiezen. Het Italiaanse collectief Studio 65 komt

met Bocca, een sofa in de vorm van een mond,

duidelijk geïnspireerd op een ontwerp van Salvador

Dali uit de jaren dertig. Voor de zelfde firma Gufram

ontwerpen Guido Drocco en Franco Mello de

staande kapstok Cactusin 1971. Uit de koker van

de eveneens Italiaanse Studio Simon komt de kruk

in de vorm van een blik ‘Campbell’s Soup’, getiteld

Omaggio ad Andy Warhol, uit 1 973. Roberto

Sebastian Matta ontwerpt een bronzen stoel in de

vorm van een opengedraaid, gedeukt blik. Nog meer

humor bevat de leren fauteuil Joeuit 1970 van

Gionatan De Pas, Donato D’Urbino en Paolo

Lomazzi in de vorm van een honkbalhandschoen

De naam verwijst naar de honkballer loe DiMaggio,

ooit echtgenoot van Marilyn Monroe en symbool van

de Amerikaanse sportverdwazing. De vorm is een

subtiele kritiek op de Bauhaus-stoelen uit de jaren

twintig, die rond 1970 opnieuw worden geprodu-

ceerd, maar met luxe handschoenenleren bekleding.

De Pas, D’Urbino en Lomazzi worden in 1967

onsterfelijk bij de introductie van de eerste opblaas-

bare stoel Blow, een ‘pneu-design’ in zacht en ver-

gankelijk pvc. Zelden is de vluchtigheid van het

zorgeloos consumentisme scherper verbeeld en

tegelijk het imago van de stoel als duurzaam prod-

uct onderuitgehaald. Er worden tienduizenden

exemplaren van Blow-stoelen, -krukken en -banken

verkocht, de meeste vervaardigd in Frankrijk.

Natuurlijk bestaan er nog maar weinig van; de nabi-

jheid van een spijkerbroek is ze al te veel. Gaetano

Pesces Fauteuil model UP5, beter bekend als

Donna, gemaakt in 1969 voor B & B Italia, is

gemaakt van het uiterst compact samen te persen

schuimrubber polyurethaan. De hele meubelserie

UPwordt verkocht in platte dozen; bij opening van

de pvc-folie springen ze in hun bedoelde ronde

vorm. Het aanschaffen van een stoel wordt zo een

privé-happening. Eveneens als tijdelijk bedoeld is

Peter Murdochs Spotty, een kartonnen kinderstoel

met ‘polka dot’-motief uit 1963. Tussen 1969 en

1973 komt de Canadees Frank O. Gehry (nu bek-

end als deconstructivistisch architect) met zijn Easy

Edges, een meubelserie van verîijmd vepakkings-

karton. Als de serie een groot succes blijkt, stopt

Gehry de productie omdat hij bang is zijn carrière

als serieus architect in gevaar te brengen met weg-

werpmeubels.

Een van de grootste zitsuccessen van het popde-

sign is de Italiaanse zitzak. Piero Gatti, Cesare

Paolini en Franco Teodoro ontwerpen de Saccoin

1968 voor Zanotta. Van het aanvankelijke idee om

de vinyl of lederen zak met vloeistof te vullen, wordt

afgezien vanwege het onhandelbare gewicht; in

plaats daarvan gebruiken ze polystyreen, volgens

Zanotta ’twaalf miljoen bolletjes’, waarmee het totale

gewicht op een verwaarloosbare zes kilo komt.

Hoewel de zitzak nu doorgaat voor een typisch

onpraktisch en oncomfortabel product van de dwaze

jaren zestig, is het in 1968 een doorslaand succes

en de definitieve doorbraak van het Italiaanse ‘anti-

design’.

Omdat de meeste producten bestemd zijn voor de

jongerenmarkt, moeten ze goedkoop zijn en zijn ze

van vaak zulke erbarmelijke kwaliteit dat het nu

moeilijk is een collectie pop-design op te bouwen.

Producten van sommige harde plasticsoorten

hebben de tand des tijds beter getrotseerd dan de

zachte vinyls en pvc’s. Japanse firma’s, met name

National Panasonic, werpen zich op de wereldjon-

gerenmarkt, gebruikmakend van de hippe popstijl.

Kleine tv-toestellen en hifi-apparatuur krijgen de

kenmerkende ronde vormen en doorgaans felle

kleuren. Wie herinnert zich niet de bolle oranje

miniatuurtelevisie? Of de polsradio, die ingenieus

gedraaid kon worden, zodat je hem om de pols kon

dragen? Door de geringe kwaliteiten van de plastics

is het niet verbazend dat er weinig pop-design in de

architectuur is gebruikt. Franse, Duitse en Japanse

architecten ontwierpen liever ‘woonmodules’, soms

zelfs uit één stuk met geïntegreerde functies. Een

gebouw dat daar door de polyester schaal met

afgeronde hoeken vanbuiten nog het meeste op lijkt,

is de Olivetti Training School in het Zuid-Engelse

Haslemere van James Stirling. De buitenkant geeft

een indruk van aan elkaar geschakelde elementen,

het interieur is een geslaagde mengeling van func-

tionaliteit en pop-elementen als felgele, pad-

destoelvormige pilaren. Meer ‘pop’ in de zin van

populaire cultuur is het Ni-Ban-Kahn in de Tokiose

uitgaanswijk Shinjuku. In 1 977 heeft het uitgaan-

scentrum, dat meer dan twintig bars bevat, nieuwe

decoratieve schilderingen gekregen: een grote 2 (ni)

en ‘schietschijven’ van oranje concentrische cirkels.

Oorspronkelijker maar minder tastbaar is de pop-

architectuur in films, waarvan AClockwork Orange

van Stanley kubrick uit 1971 overeind staat als mon-

ument van een tijd waarin de toekomst krachtige

ronde, sculpturale vormen had in stevige kleuren.

De film begint in de ‘Moloko Milk Bar’, die geheel wit

is en waar de meubels bestaan uit naakte vrouwen,

net als het ameublement van Allen Jones en klaar-

blijkelijk van hem overgenomen, zonder kleren maar

met de waanzinnige krulpruiken die we in Nederland

nog kennen van Penny de Jager in het tv-program-

ma Toppop. Later in de film dringt een jonge hufter

het wit gestileerde huis van een alleenstaand kun-

stenares binnen en treft daar een witte sculptuur

aan:

het is een rond gestileerde mannelijkheid die na

aanraking op en neer wipt. Dit lijkt de draak te

steken met alles waar pop-design en pop-art voor

staan: de verkunsting van het banale, de afgeronde,

sensuele vormen en de obsessie met erotiek. De

hufter doodt de kunstenares dan ook met haar eigen

kunstwerk.

Twee jaar later presenteert de Club van Rome haar

rapport en draaien de olieproducerende landen de

kraan dicht. De bomen groeien dus toch de hemel

niet in, welvaart gaat ten koste van welzijn en plastic

blijkt te worden gemaakt van petroleum. Rond en

oranje plastios hebben voor even afgedaan. Maar

de ongekende vrijheid, fantasie en humor van het

pop-design heeft alvast de fundering gelegd onder

het postmodern ontwerpen van een decennium later


Pop Design Kunstblad