Ode aan design klassiekers Spits
Retro, Vintage of gewoonweg moderne klassiekers. De afgelopen jaren was er voor deze termen en bijbehorende meubels een prominente rol weggelegd in menig woonmagazine. Het gevolg? De vraag werd groter en zeker in de Randstad groeide het aantal winkels met meubilair uit de 20ste eeuw. De man die de moderne klassieker in Nederland als een van de eersten onder de aandacht bracht heet Casey Godrie. Hij vroeg niks, maar kreeg alles. Lang voordat de retrowinkels als paddestoelen uit de grond schoten, was Casey Godrie al bezig met wat hij nog steeds liefdevol ‘een prachtproduct’ noemt.
Zijn winkel Bebob aan de Prinsengracht is wereldwijd bekend onder liefhebbers, trendsetters en inmiddels ook trendvolgers. Hij haalde zelfs de Britse stijlbijbel op het gebied van interieur en architectuur: Wallpaper. Niet voor niets, want Godrie heeft, ondanks dat hij niet meer de enige is die zich specialiseert op het gebied van Retrodesign, nog steeds het grootste assortiment. En na al die jaren is Bebob voor de vroege liefhebbers van moderne klassiekers nog altijd een begrip. “Veel van mijn klanten bestaan uit mensen die in die bewuste periode studeerden, de meubels toen al prachtig vonden, maar er geen geld voor hadden. Nu vinden ze het ook nog mooi, voelen ze zich er nog steeds goed bij en hebben ze het geld er wel voor over.”
Godrie’s liefde voor de moderne klassiekers onstond in Breda waar hij zijn café De Tempelier aan het ombouwen was met typische jaren vijftig spullen tot rock’n’roll café de IF. “Bolle ijskasten en Coca – Cola reclameborden. Er ontstond bij bezoekers van het café veel vraag naar die spullen. Ik heb toen contact gelegd met het vijftiger jaren winkeltje Bebob in Breda om het te kopen. Maar ik ben altijd bang geweest om afhankelijk van geld te worden. Had het ook helemaal niet nodig, maar kon wel wat financieren”. Na de aankoop richtte Godrie de Stichting voor behoud van vormgeving en ontwerpen uit de jaren vijftig en zestig op.
Zijn ondernemersgeest kwam pas na de aankoop van Bebob voor het eerst om de hoek kijken, toen hij voor het luttele bedrag van 30 gulden tien Gispen stoeltjes op de kop tikte. “Een handelaar uit Nijmegen, zag ze in de etalage van de toen nog gesloten winkel van de stichting staan en bood er 1500 gulden voor.” Casey vertelde de man dat ze niet te koop waren. “We willen toch een leuke winkel”, was zijn antwoord. En zo verging het hem vaak. “Ik doe het niet voor het geld, maar voor een leukere wereld.” Later kwam hij erachter dat de bewuste stoeltjes in de Randstad 400 gulden per stuk opbrachten.
Over het succes van Bebob heeft Casey een uitgesproken mening. “Ik heb het in tegenstelling tot anderen nooit voor het geld hoeven doen. Het is een uit de hand gelopen hobby geworden. Ik was niet op zoek naar succes, deed simpelweg wat ik leuk vond, maar het succes kwam toch. En juist omdat geld geen drijfveer is geweest stond ik honderd procent achter de producten die ik verkocht. Het zijn waardevolle meubels. Dus in dat opzicht is het ook een goede investering. Dat ik succesvol werd met een product dat ik leuk vond is mooi meegenomen, maar was geen noodzaak.” Dat laatste blijkt wel uit het feit dat hij er relatief weinig tijd in steekt en zijn tijd investeert in het goede doel ASA, een stichting die zich inzet voor gehandicapten in Azië, met name in Indonesië.
Het was trouwens niet de eerste keer dat Godrie succes had. Hij deed het al eens eerder op lokaal niveau als horecaondernemer in Breda. “Daar was ik de gevierde man, maar ik was er na tien jaar wel klaar mee. Het dreigde een afgestompt bestaan te worden en om me heen zag ik steeds meer mensen afglijden.” Waarom dat hem niet gebeurd is? “Ik weet het niet. Misschien omdat ik me alleen maar bezighoud met dingen die ik leuk vind. Dat is een luxe, maar het werkt blijkbaar in mijn voordeel.”
Op de vraag of hij het na al die jaren nog steeds leuk vindt, antwoordt Casey eerlijk: “Ik vind het nog steeds een prachtproduct maar de echte lol is er na al die jaren wel vanaf.” Het veldwerk, zoals Godrie het aanwezig zijn in de winkel zo mooi noemt, vindt hij nog steeds fijn om te doen. “Het menselijke contact; daar doe ik het voor. Alhoewel dat ook niet meer altijd even leuk is. Er zitten mensen tussen die echt onmogelijke dingen eisen of de halve middag met mij staan te kletsen om er zelf beter van te worden”. Het zakelijke geneuzel er omheen vindt Godrie ook niet bijster interessant. Dat laat hij dan ook graag over aan mensen die er beter in zijn.
Dit alles heeft er mede voor gezorgd dat Godrie er de afgelopen jaren tussenuit is geweest. “Ik had er even geen zin meer in. Het was tijd voor bezinning. Ik moest opnieuw kijken wie ik was en waar ik voor stond.” Het fatale ongeluk van zijn enige zus – Conny – heeft daar ook mee te maken gehad. Zij hielp Casey met het uitbouwen van Bebob in de steden die ertoe deden. Helaas bleef het bij Antwerpen en Rotterdam. Na haar dood heeft hij de winkels direct gesloten. “Ze waren van haar en ik had de jaren erna toch niet zoveel meer te zeggen.”
Eenmaal terug in de oude garage op de Prinsengracht geniet hij zichtbaar van het menselijk contact, maar hij zit er wel aan te denken om misschien iets heel anders te gaan doen. In welke richting? “Het verhuren en verkopen van mooie locaties voor films en fotoshoots lijkt me wel wat.”