Eindeloos sleutelen aan de beste stoelpoot De Volkskrant
Hun productie was immens, en hun veelzijdigheid kan pas sinds kort echt op waarde worden geschat. Het Amerikaanse echtpaar Charles en Ray Eames ontwierp net zo lief ‘humane’ stoelen als geprefabriceerde huizen en triplex beenspalken. Ze experimenteerden met plastic en hout, compileerden een videoclip avant la lettre. Op een expositie in het duitse Vitra Design Museum zijn nu voor het eerst hun meubelontwerpen én hun grafisch en filmisch werk bijeen gebracht. ‘Charles’ leven was werk, en Ray’s leven was Charles’.
Door JAAP HUISMAN
De kerstkaart uit 1946 is misschien wel de meest vernuftige uit hun repertoire. Charles en Ray Eames lieten zich ervoor in een doorzichtige kristallen bal fotograferen. We zien twee wuivende figuurtjes, te vergelijken met de poppetjes in speelgoedbollen die gaan sneeuwen zodra je ze op de kop houdt. Naoorlogs Amerikaans optimisme. Het was er één uit de stroom van kerstkaarten. De Eames hielden ervan zich met de zelfontspanner te vereeuwigen en verstuurden jaren achtereen persoonlijke kaarten, waarop telkens een rode strik is te zien, meestal op het kapsel van Ray. Of als versiering op die kerstbal uit 1946.
Vijftienduizend van die kerstkaarten zijn er verzonden. Daarop altijd de lachende gezichten van het echtpaar, soms met een sculptuur of ander werkstuk van Ray op de achtergrond.
Nog zo’n foto – geen kerstkaart: het echtpaar ligt op de grond, gevangen in de stalen frames die ze voor hun stoelen hadden uitgevonden. Als pin-ups. Zo promoten ze hun werk als industrieel ontwerpers. Maar het was meer dan dat. Het waren signalen naar de buitenwereld van een stel dat zich in dienst had gesteld van onderzoek en uitvindingen. Hun kloosterachtig bestaan kon betrekkelijk simpel aldus worden samengevat: Charles’ leven was werk, en Ray’s leven was Charles.
In Amerika was er na de dood van Charles in 1978 geen museum te vinden dat belangstelling had voor het driedimensionale erfgoed van het echtpaar, en dat is in zekere zin begrijpelijk. Er was vermoedelijk geen voorwerp dat Charles en Ray Eames niet verzamelden.
Films, speelgoed, exotica, stenen, poppen of doodgewone alledaagse objecten die opvielen door hun bizarre vorm, dat alles had zich opgestapeld in The Studio en The Eames House in Los Angeles. Om maar te zwijgen van hun eigen ontwerpen: die varieerden van stoelen en films tot paviljoen-architectuur.
Een niet aflatende productiviteit. Aan elke stoel gingen een serie foto’s, schetsen, prototypes, materiaalverkenningen, studies van verbindingen (lassen, bouten, schroeven) en verschillende uitvoeringen vooraf. Ze onderzochten hoe multiplex gestoomd en gebogen kon worden, ze waren als eersten gefascineerd door fiberglas. waaruit ze kuipstoelen modelleerden. Naderhand experimenteerden ze met plastic en aluminium.
Het echtpaar is hierdoor de geschiedenis ingegaan als dé industrieel ontwerpers van Amerika, te vergelijken met grootheden als Raymond Loewy en Frank Lloyd Wright.
Natuurlijk, uit zo’n mer à boire blijven postuum alijd een paar stukken over die beklijven, maar wat de Eames betreft zijn het er meer dan een handvol. Het is om te beginnen de aluminium stoel uit 1958 die nog steeds doorgaat voor de meest ergonomische en slankste bureaustoel die ooit op de markt verschenen is – een stoel waarrnee directeuren en hoofdredacteuren nog altijd willen getuigen van hun goede smaak. En het is, niet in de laatste plaats, de draadstoel, die op een vierpoot staat, een Eiffeltoren in miniatuur-formaat zou je kunnen zeggen. Een stoel met een symboolwaarde als de zigzagstoel van Rietveld.
Die stoelen en hun voorstudies zijn opgeslagen in de kelders van de Vitrafabriek in Basel. De tekeningen, manuscripten, foto’s, negatieven en het tijdschrift Arts & Architecture zijn in Amerika gebleven: Ray Eames liet het werk bij haar dood in 1988 na aan the Library of Congress. Van die donatie is nu een kwart in kaart gebracht. Het is een zeldzaam staaltje monnikenarbeid, zei curator Ford Peatross op een Eames-conferentie in Basel afgelopen zomer. Daar kwamen degenen bijeen die de zorg over Eames’ nalatenschap op zich hebben genomen. Onder hen Ralf Fehlbaum van de Vitra-fabriek die de licensie van de meubels bezit en ook de erfstukken beheert.
De collectie in de Library of Congress bestaat uit één miljoen items. De zestigduizend foto’s vormen slechts het topje van de ijsberg. Het Eames-erfgoed is op de plaats waar het hoort. Thomas Jefferson zette de biblotheek in de vorige eeuw op, geïnteresseerd als hij was in architectuur en alles wat niet techniek en uitvindingen te maken had. De Library of Congressverzamelde eerst Alexander Graham Bell en Thomas Edison, later Walter Dorwin Teague en Loewy en recentelijk Eames. Godfathers van elektronica, stuk voor stuk, want hun namen staan voor onmisbare uitvindingen als telefoons, grammofoons, camera’s, ijskasten, locomotieven en film.
In de kelders van de Vitra-fabriek in Basel leiden de stoelexperimenten en andere studies een slapend bestaan. Of liever leidden. Want vanaf vandaag hebben ze het souterrain verlaten en zijn ze samengevoegd met het grafisch en filmmateriaal uit Amerika voor een expositie in het Vitra Design Museum in het Duitse Weil am Rhein, die voor het eerst licht werpt op de betekenis van de Eames.
Daar was – inderdaad – eerst een periode van inventarisatie voor nodig. En toen de schok over de kwantiteit en kwaliteit was weggeëbt, kon de selectie plaatsvinden.
Hoe veelomvattend de erfenis is werd al duidelijk tijdens de conferentie afgelopen zomer. Lang voordat het usance was, bestudeerde Eames de mogelijkheden van de geprefabriceerde woning, die eenvoudig verplaatst zou kunnen worden. Multimedia-presentatie, tegenwoordig aan de orde van de dag, was hét thema van The House of Science dat Eames in 1962 inrichtte voor het Amerikaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Seattle. Op zes schermen tegelijk liet hij beelden projecteren die de bezoekers moesten informeren over de diversiteit en rijkdom van de wetenschappelijke discipline.
Dat merkwaardige dubbeltalent van industrieel ontwerpen en films maken leidde in de jaren vijftig tot een bijzondere opdracht van regisseur Billy Wilder. Hij klopte bij de Eames aan voor een chaise longue waarop hij tussen de bedrijven door een dutje kon doen Die moest, zo bedachten Wilder en Eames samen, zo breed zijn dat Wilder er niet van af kon vallen, en zo smal dat hij niet in de verleiding zou komen er een actrice naast te noden. Wilder riep dan ook bij het zien van het ontwerp: ‘Als je een vriendin hebt met de bouw van een Giacometti, zou het fantastisch zijn.’ Maar Wilder gebruikte hem wel.
Van een heel persoonlijke chaise longue werd het een serieproduct, want dat was uiteindelijk het doel van de Eames. Meubilair mocht niet elitair zijn. Hoe meer hoe beter. Het echtpaar zwenkte behendig en soepel heen en weer tussen serieproductie van meubels en architectuur, het tijdschrift Arts & Architecture dat ze eind jaren veertig uitgaven, en films. High of low culture, het maakte hen niet uit. In 1960 sloten ze een decennium af met de film The Fabulous Fifties waarin ze opnamen van helden uit die voorbije jaren (Monroe, Presley, De Gaulle, Montand) afwisselden met animatie, foto-stills, striptekeningen en sketches. Ze ontvingen er een Grammy-Award voor.
Toen de belangstelling voor ruimtevaart en astronomie op haar hoogtepunt was – het jaar 1968 – toonden ze een andere kant van hun talent. De film Powers of ten is een logaritmische verfilming van de waarneming, met een willekeurig paar op een willekeurig grasveld in Chicago als uitgangspunt. De camera trekt zich met enorme snelheid terug, alsof er een denkbeeldige reiziger vliegensvlug het heelal inschiet richting stratosfeer.
Omgekeerd gebeurt ook, de carnera zoemt in op ’s mans pols, dringt binnen en het beeld wordt microscopisch vergroot, waardoor we atomen en atoomdeeltjes zien. Met dank aan Kees Boeke, staat op de aftiteling, want diens educatieve boek Wij in het heelal, het heelal in ons uit 1959 had Charles Eames op het idee gebracht.
Het lag voor de hand dat de Eames gevraagd werden het leven van de Amerikanen in beeld te brengen als introductie voor de eerste grote Amerikaanse tentoonstelling in Sokolniki Park in Moskou, 1959. Alsof er geen Koude Oorlog bestond. Van de Eames draaide voor een volgepakt auditorium Glimpses of the USA, tweeduizend foto-stills op zeven schermen in de vorm van autoruiten. Er was in The Studio, Venice LA, lang aan dia-combinaties gewerkt op muren bedekt met lichtbakken. Foto’s van het landschap, van het eten, overzichten En details van de auto-industrie (waar de Russen het hevigst in geïnteresseerd waren), en scènes uit Some like it hot van Billy Wilder werden gretig ontvangen. Laatste beeld:
een bloem, die de Sovjets beschouwden als symbool van vriendschap en loyaliteit. Vervolgens hoorde het publiek nezbutki, ‘vergeet me niet’.
Tien minuten glimpes, een videoclip avant la lettre. Rusland was onder de indruk.
Wie waren Charles en Ray? Wat maakte hen tot kinderen van hun tijd? Hij was in 1907 geboren in St. Louis, Missouri. Verliet zonder een graad in de architectuur de Washington University van St. Louis in 1928. Ook al werd hij steeds meer een industrieel ontwerper, hij noemde zich architect. Zij werd in 1912 in Sacramento (Californië) geboren, en begon een carrière als beeldend kunstenaar. Arp, Moore, Calder, bij die kunststroming leek ze zich het meest thuis te voelen. In 1941 trouwden ze – Charles had al een huwelijk achter de rug – en trokken naar Los Angeles.
Wat hen bond, was het vormonderzoek, hij vanuit de praktische kant, zij vanuit de artistieke. Gaandeweg versmolten die tegenstellingen. Eensgezind werkten ze aan hun eerste stoelen waarin gelaagd beukenhout was omgebogen. Uit die eerste periode dateert een minstens zo interessant experiment in triplex: de beenspalk die oorlogsgewonden op het slagveld tijdelijk soelaas kon bieden. Veel lichter en comfortabeler dan metaal.
Charles Eames was, door zijn kennismaking met de ontwerpers van Bauhaus voor de oorlog, een verklaard modernist. Hij liet dat tot uitdrukking komen in hun Case Study House uit 1949. gebouwd op een bosrijke klif bij Los Angeles. Op en top Bauhaus. Of liever De Stijl. Een rechthoekige doos opgetrokken uit een stalen frame en bekleed met vlakken in primaire kleuren. Het is, na de dood van Ray, uitgegroeid tot een pelgrimsoord, en verkeert nog in originele staat, wat betrekkelijk zeldzaam is voor een naoorlogs experiment.
Hoe rationeel ook, dogmatisch waren de Eames niet Ze slaagden erin – en dat zou ook de verklaring voor het succes zijn – het modemisme een humane kant te geven. Dat humane manifesteerde zich in welvingen. Hun stoelen hebben altijd iets van een beeldhouwwerk, onmiskenbaar de invloed van Ray.
Natuurlijk was dat golvende, sculpturale het gevolg van het werken met gebogen multiplex. In die naoorlogse jaren, toen het echtpaar voor de firma Herman Miller werkte, werd daar alles uit vervaardigd, van stapelbare stoelen en kindermeubilair (zelfs een speelgoedolifant) tot en met radiokasten en kamerschermen. Eindeloos sleutelden ze aan de beste poot, eindeloos zochten ze naar het comfort.
Dat de Lounge Chair er daardoor wat monumentaal, om niet te zeggen plomp uitziet, was kennelijk niet van zo’n belang. Hij zat. En daar ging het om. En hij kon, ook al weer weer een nieuwigheid, gemakkelijk gemonteerd worden door de consument.
De afstand tussen films en stoelen was in de praktijk minder groot dan je zou verwachten. Eames vatte zijn stoelen op als fotomodellen. Hij cirkelde als een regisseur met zijn camera om het prototype heen. Foto’s, dat waren zijn schakels met de werkelijkheid, tot het absurde toe. Toen zijn zuster uit Mississippi eens opbelde om te vertellen dat er een wervelstorm over hun huis had gewoed, wilde hij niet weten of ze nog gezond waren maar vroeg hij: ‘Did you shoot any picture?’
Niks werd aan het toeval overgelaten. Dat perfectionisme moet voor familieleden en bekenden een bezoeking zijn geweest. Curator Peatross zat eens bij Ray aan het ontbijt en ontdekte hoe ze spullen bleef verleggen terwijl hij zijn broodjes smeerde. Een steentje, een beeldje, servies, banale naast verheven voorwerpen. ‘Alles veranderde waar je bij zat’, zei hij. ‘Ik heb nog nooit zo ontbeten’
The World of Charles & Ray Eames. Vitra Design Museum in Weil am Rhein tot 4 januari 1998.
Daarna onder meer in het Design Museum Londen.