Afspraak Locatie
IJmuiden / Zandvoort
Contact graag per
Mail

Designmeubels worden belegging NRC Handelsblad

Bron: NRC Handelsblad – Donderdag 6 September 2001,
tekst: Edo Dijkstra

De kans een oud Gispenstoeltje bij het grofvuil te

vinden in minimaal geworden. Voor tweedehands

industrieel meubelontwerp en heruitgaven van top-

stukken wordt veel geld betaald.

Wie tien jaar geleden op grof-vuildagen zijn ogen goed open

hield, liep nog wel eens een Gispen buisstoeltje tegen het

lijf. Als het meezat stond er een sensueel gewelfde Egg chair

van Arne Jacobsen tussen de afgedankte matrassen en gas-

fornuizen. Die tijden zijn definitief voorbij. Meubelbezitters

zetten hun designstukken niet op straat, maar bieden ze aan

op verkoopsites als ‘Aangeboden’ en ‘Modern Vintage Furni-

ture’. Daar gaan ze voor grof geld van de hand. Of ze duiken

op in een van de tweedehands designwinkels die overal in

Nederland als paddestoelen uit de grond schieten. Echte

collector’s items, zoals een unieke Rietveld-kinderstoel of

een experimenteel model van Verner Panton, gaan onder

de hamer bij gerenommeerde veilinghuizen als Christie’s of

Bonham’s en belanden meestal bij musea.

Vormgevingsfanatici schakelden al in de jaren tachtig over

van art deco naar industrieel meubelontwerp vanaf 1920,

maar de boom in tweedehands design ontstond pas vijf, zes

jaar geleden. ,,In eerste instantie dachten trendwatchers dat

het hoorde bij het fin de siècle, een terugkijken op de laatste

decennia van de twintigste eeuw”, zegt Casey Godrie, eige-

naar van de Amsterdamse designspeciaalzaak Bebob. ,,Maar

de vraag vlakt niet af. De originele meubels zijn niet aan te

slepen, ook met sterk stijgende prijzen. Design is een beleg-

gingsobject geworden, maar dan een stuk leuker dan aan-

delen.”

De herwaardering van oud design sluit naadloos aan bij de

reanimatie van het verleden in mode, popmuziek en media.

Eerst doken de minirokken en wijde pijpen weer op in de

etalages van kledingwinkels. Vervolgens maakten vette dis-

coletters, booglampen en oranje behang hun comeback in

videoclips en reclamespotjes. De uitgebreide aandacht in de

interieurbladen gaf een laatste zetje en de retrogolf was een

feit.

,,Omdat er momenteel geen echte nieuwe trends zijn, grijpt

men terug op eerdere perioden”, denkt Ad Meulenberg,

die de hele ontwikkeling vanaf het begin heeft meegemaakt. ,

,Het is een nostalgie naar een bepaald tijdperk.

De puristen richten hun interieur in volgens een concept, die

hebben alles van deurmat tot theelepeltje in jaren vijftig stijl.

Sommige klanten kopen echt op de naam van de ontwerper,

maar de poëzie van een product is ook erg belangrijk.”

Waar het uiteindelijk om draait is het zich willen onder-

scheiden van de buurman. Designmeubels zijn opgenomen in

het rijtje kapselautoschoenensieraden. En fabrikanten sprin-

gen in op die trend door bekende, oude modellen opnieuw

in productie te nemen. Zo is Vitra succesvol met de hernieu-

wde uitgave van Verner Pantons Stacking Chair uit 1960 en

de kuipstoeltjes met Eiffeltorenonderstel van Ray en Charles

Eames. Het Italiaanse Cassina heeft de rechten verworven

op stoelen van Le Corbusier en Frank Lloyd Wright. En

in Nederland is het Artifort uit Maastricht dat de populaire

Oysterchair van Pierre Paulin opnieuw lanceert.

Voor Gino de Kort is de lol ervan af zodra een model weer in

productie is genomen.

,,Dan wordt het als een zakje patat: overal te krijgen, overal

hetzelfde”, vindt hij. ,,En er is ook veel namaak op de markt.

Italië is wat dat betreft de grote vervuiler. De namaak

Eamesen en Eileen Gray’s worden daar aan de lopende band

gemaakt en verkocht voor een fractie van wat een origineel

kost. Op een bepaalde manier past het wel in de filosofie

van veel van die ontwerpers; die wilden goedkope, machinaal

geproduceerde meubels maken voor een zo breed mogelijk

publiek.”

Maar voor verzamelende design diehards gelden andere

regels. Die halen hun neus op voor reissues en kopieën.

Ze gaan naar veilingen, speuren internet af en zijn bereid

extra te betalen voor een authentiek exemplaar. Gelimi-

teerde oplagen en bouwjaren spelen een rol bij de prijsstel-

ling. Zo is een redelijk recent geproduceerde Le Corbusier

Grand Confort goedkoper dan de ruim vijfduizend gulden

kostende replica van Cassina, maar kost een veertig jaar oud

exemplaar al snel drie tot vier keer zoveel. De Thonetversie

uit het ontwerpjaar 1928 levert al snel een prijs van een tot

anderhalve ton op. Een oud model heet in verzamelaarskrin-

gen dan ook allang geen ‘tweedehands’ meer maar krijgt het

respectabele etiket ‘origineel’ opgeplakt.

Minder kapitaalkrachtige designliefhebbers gaan op zoek

naar minder bekende ontwerpen of nemen genoegen met

beschadigde, goedkopere stukken. Stoffeerder DvdB

krijgt stoelen in zijn atelier met gescheurde bekleding, half

vergane vulling en soms zelfs in gestripte

toestand. Hij kan ieder model weer herstellen in de origi-

nele staat en gebruikt zoveel mogelijk oorspronkelijke mate-

rialen. Wat niet meer te krijgen is, maakt hij zelf. ,,Het is een

kwestie van creatief denken, veel geduld en heel goed afki-

jken uit catalogi: waar zit de rits? Hoe dik is de zitting? Waar

scharniert de rug? De meeste originele stoffen zijn vanwege

die heruitgaven wel weer te krijgen. Maar de vulling is in de

replica’s vaak anders. De Egg chair van Arne Jacobsen wordt

nu bijvoorbeeld gemaakt met harde kunststoffen terwijl het

origineel een latex zitting had. En dan hou ik me aan het

origineel.”

Van vrijwel iedere klassieker heeft VdB een mal

in huis. Van zijn specialiteit, de loungestoel P40 die Osvaldo

Borsani in 1954 maakte voor Tecno, heeft hij er ieder jaar

wel een paar onder handen. De laatste jaren zijn het vooral

Artifortmeubels uit de jaren zestig en zeventig die hem voor

restauratie zijn aangeboden, maar de stoffeerder ziet een

verschuiving naar de jaren vijftig. De relatief onbekende Cees

Braakman, aan wie vorig jaar een tentoonstelling is gewijd in

New York, is volgens hem de naam om naar uit te kijken.

Ook de handelaren voorspellen een hernieuwde aandacht

voor de jaren vijftig. De voorhoede van de verzamelaars

heeft zijn Gispen-meubilair allang weer ingeruild voor de

minimalistische stoelen van Friso Kramer of meubels van

Pastoe. Maar de trends zijn niet eenduidig; de aandacht voor

een bepaald decennium is ingeruild voor een bredere histo-

rische blik. Behalve de sobere jaren vijftig ontwerpen vinden

ook gewaagde sculpturale meubels zoals de Bubble chair

van Eero Aarnio, een aan het plafond bevestigde plexiglas

bel met daarin zilverkleurige kussens, hun weg naar de tren-

dzetters. Het Italiaanse jaren tachtig ontwerp van de Mem-

phisgroep heeft ook potentie op de tweedehands markt,

maar daar zitten de eerste eigenaren nog op. En die zullen

hun stukken minder snel van de hand doen dan een paarjaar

geleden.

Dat ‘meubelbewustzijn’ is voor DvdB het

belangrijkste gevolg van de hele design-revival. ,,Mensen gaan

niet meer automatisch naar de meubelboulevard om de

mooiste zithoek van Jan des Bouvrie te kiezen. Degenen die

echt vooruitdenken, kopen nu de nieuwste stoel van Piet

Hein Eek. Hebben ze over dertig jaar een designklassieker

in huis.”

Designmeubels worden belegging NRC Handelsblad