Corbusier, Le
Le Corbusier Zwitsers-Franse architect, meubelontwerper, schilder, graficus, beeldhouwer, fotograaf, textielontwerper en auteur, geboren op 6 october 1887 in het Zwitserse La Chaux-de-Fonds – overleden 27 augustus 1965 Cap Martin. ‘Le Corbusier’, het pseudoniem van Charles Edouard Jeanneret, werd afgeleid van ‘Lecorbésier’, de naam van zijn overgrootmoeder. Het werd door hem vanaf 1920 gebruikt als auteur, vanaf 1922 als architect evenals in het burgerlijk leven en vanaf 1928 als schilder. In de jaren ’20 nam hij de Franse nationaliteit aan. Biografie Le Corbusiers vader werkte als emailleerder van wijzerplaten voor de beroemde horloge-industrie in La Chaux-de-Fonds, zijn moeder was muzieklerares. Dankzij hun beroep kenden beide ouders de lust tot abstraheren. De jonge Jeanneret kreeg het met de paplepel ingegoten. Het begin van Le Corbusiers loopbaan als architect en kunstenaar vormde het onderwijs aan de School voor Kunstnijverheid in zijn Zwitserse geboorteplaats vanaf 1901. Aanvankelijk volgde hij hier alleen een opleiding als graveur. Later werd hij opgenomen in de zogenoemde ‘Cours Superieur’. Deze cursus was gevestigd door het schoolhoofd, Charles L’ Eplattenier, met de bedoeling, zijn beste leerlingen vertrouwd te maken met het terrein van architectuur en woninginrichting. Hierbij gaf hij vooral onderwijs in de theorieën van het Jugendstil en de Arts en Crafts beweging. Bovendien leerde L’Eplattenier de jongeren de natuur en haar structuren door het tekenen van geometrische ornamenten zichtbaar te maken. Hij propageerde een architectuur te scheppen, die zich aan de landschap van het eigen Jura gebergte aanpast. Villa Fallet, 1905 Om zijn getalenteerde leerling te bevorderen verschafte L’Eplattenier Le Corbusier in 1906 een eerste opdracht: Het ontwerp van de Villa Fallet in La Chaux-de-Fonds. In deze villa waren de beïnvloeding van de Jugendstil-principes en de traditionele bouwwijze van de Jura regio inderdaad duidelijk aanwezig. In 1905 en 1906 reisde Corbusier over de Balkan, door Klein-Azië, Griekenland en in 1907 samen met de beeldhouwer Léon Perrin door Italië. Le Corbusier verwierf zijn praktische en artistieke vakkennis dus niet door een akademische opleiding, maar aanvankelijk in de School voor Kunstnijverheid en in aansluiting daarop door studiereizen en ontmoeting respektievelijk samenwerking met belangrijke architecten: In Wenen maakte hij bijvoorbeeld kennis met Josef Hoffmann (1870-1956) en in februari 1908 kwam hij naar Parijs waar hij werkte als tekenaar bij Gustave- en Auguste Perret (1874-1954), familie van zijn moeder Marie-Charlotte Amélie Perret (1860-1960), van wie hij veel over het bouwen met gewapend beton leerde. Gelijktijdig volgde Jeanneret cursussen aan de Sorbonne en de Ecole des Beaux-Arts. Ook bezocht hij de musea en bibliotheken van Parijs. Terug in La Chaux-de-Fonds reisde hij in juni 1910 al snel weer door naar Duitsland voor een opdracht om een rapport te schrijven over de stand van zaken van de decoratieve kunst aldaar. Van half oktober 1910 tot eind maart 1911 vond hij daar een aanstelling in het atelier van Peter Behrens (1868-1940). In Berlijn ontmoette Jeanneret o.a. Mies van der Rohe via wiens werk hij bekend raakte met de Deutscher Werkbund en de Deutsche Werkstatten. Na zijn verblijf in Berlijn maakte Jeanneret een reis door centraal en Zuid-Europa. Hij bezocht o.a. Boekarest, Constantinopel (=Istanbul), Athene en Rome. Door al deze ervaringen was Le Corbusier in staat zich van de lessen van zijn Zwitserse school los te maken. Norbert Huse schrijft hierover: ‘Le Corbusier werd door zijn nieuwe contacten met het fundamentele probleem van de moderne architectuur geconfronteerd, namelijk zich in functionaal, constructief en bovendien ook artistiek opzicht aan de belangen van de gëindustrialiseerde maatsschappij aan te passen.’ Villa Jeanneret / Maison blanche In oktober 1911 was Jeanneret terug in Zwitserland en werkte hij als architect. Voor zijn ouders ontwierp hij in 1912 de Villa Jeanneret-Perret. Tracés régulateurs De architect Le Corbusier voelde bij het ontwerpen van gebouwen enerzijds een dringende behoefte aan regels die sturing aan een ontwerp konden geven. Tot die maatgevende regels behoren zijn ‘controlelijnen’ en later het maatsysteem van de Modulor. Anderzijds wilde hij er ook weer van af, als hem dat beter uitkwam. Le Corbusier beschouwde zijn ’tracés régulateurs’ of corrigerende controle- of hulplijnen niet als vooraf vastgestelde rasters waarop het ontwerp gebaseerd moest worden. Ze werden alleen gebruikt nadat het ontwerp klaar was, om de verhoudingen preciezer te maken. Hij ontdekte de noodzaak van zulke diagrammen aan het begin van zijn loopbaan. ‘Ik bouwde mijn eerste huis toen ik zeventien was; het zat vol decoraties. Ik was vierentwintig toen ik mijn tweede huis bouwde; het was wit en kaal: ik had tussendoor gereisd. De tekeningen van dit tweede huis lagen op mijn tekentafel. Het was in 1911. Ik werd plotseling getroffen door de willekeurige plaatsing van de openingen in de gevel (de vensters). Ik maakte ze zwart met houtskool; de zwarte vlekken spraken nu de een of andere taal, maar een onsamenhangende. Opnieuw werd ik getroffen door het ontbreken van een regel of wetmatigheid. Verbijsterd realiseerde ik me dat ik in een totale chaos werkte. Toen ontdekte ik voor mijn eigen gebruik de noodzaak van een regulerend instrument. Deze obsessie zou voortaan in mijn hoofd blijven hangen.( …) Er is geen harde en snelle, gemakkelijk toepasbare formule om ’tracés regulateurs’ te gebruiken; het is echt een zaak van inspiratie, van echte creativiteit. Je moet de verborgen geometrische wet ontdekken die het karakter van een ontwerp bepaalt en beheerst. Op een gegeven moment wordt het ineens duidelijk en worden alle delen tot een geheel gebracht. Dan volgen er een paar correcties, enkele aanpassingen en tenslotte zal een volmaakte harmonie heersen.’ Tijdens de hierop volgende periode hield hij zich enerzijds vooral bezig met vragen over de constructie van woonhuizen en met revolutionaire vernieuwingen in de stedebouwkundige planning. Anderzijds engageerde Le Corbusier zich ook in de schilderkunst, maakte grafieken en ontwierp meubelen. Maison Dom-ino Met de overtuiging, dat het één taak van de moderne architectuur zou zijn, onder andere ook de elementen van een huis te herzien, ontwikkelde Le Corbusier in 1914 het zogenoemde ‘Maison Domino’. Dit model bestaat uit twee horizontale platen van gewapend beton en trappen, welke door steunpilaren worden gedragen, waarbij de delen allemaal combineerbaar zijn met elkaar. In januari 1917 vestigde Jeanneret zich in Parijs waar hij werkte als een consulterende architect bij de Société des applications du béton armé (SABA). 1920, olie op doek, 81×100 cm Purisme In 1918 leerde Le Corbusier de kunstenaar en theoreticus Amédé Ozenfant (1886-1966) kennen en schreven zij samen Après le Cubisme, le purisme, dat 15 oktober 1918 verscheen. Hierin kwamen ze op voor eenvoudige, geometrische vormen en voor de integratie van objecten in de kunst. In zijn puristische schilderijen beeldde Le Corbusier vooral gebruiksvoorwerpen en muziekinstrumenten af. In 1920 ontmoette Jeanneret de schilder Fernand Léger en richtte hij samen met Ozenfant en de dichter Paul Dermée (1886-1951) het tijdschrift L’Esprit Nouveau op. In dit tijdschrift werden de theorieën van De Stijl, het Italiaanse Futurisme en van architect Adolf Loos naar voren gebracht. Jeanneret schreef voortaan onder het pseudoniem Le Corbusier. In 1922 ontwierp hij een atelierwoning voor Ozenfant. Samen met zijn neef Pierre Jeannneret (1896-1967) begon hij eind 1923 een architectenbureau dat in september 1924 de naam Atelier 35S kreeg. Gezamenlijk propageerden zij zijn ideeën, waarbij hij uitging van een mechanisering van het leven. Hij noemde het woonhuis een machine die zo weinig mogelijk inbreuk mocht maken op de individuele vrijheid van de mens en de omringende natuur. Vanaf 1923 publiceerde Jeanneret vooral artikelen over architectuur. Vers une architecture In 1923 publiceerde Le Corbusier “Vers une architecture” (“Naar een architectuur”), waarin hij een nieuwe bouwkunst voorstelt, die past in het gemechaniseerde tijdperk. In het boekje zijn artikelen gecondenseerd die in het tijdschrift “L’Esprit Nouveau” verschenen. In “Vers une architecture” herinnerde hij zijn collega-architecten ook aan drie, in zijn ogen, voor de architectuur en het ontwerpen belangrijke begrippen: – Volume of bouwmassa’s (le volume) Architectuur wordt beschouwd als een weloverwogen compositie van volumes die wij dank zij het spel van licht en schaduw ervaren. De primaire vormen kubus, kegel, bol, cilinder en piramide zijn volgens hem mooie vormen omdat ze makkelijk “afleesbaar” zijn. – Vlak of gevel (la surface) Ten opzichte van het volume mogen de vlakken niet overheersen. De vlakken hebben een eigen, nuttige functie die in de gevel herkenbaar moet zijn. Niet de ramen en deuren zijn van belang, dat zijn slechts gaten die het volume aantasten, maar de meetkundige wetten dienen als vormgevend beginsel te worden gehanteerd. Voor de gevels zijn die wetten net zo maatgevend als voor het volume. Met andere woorden, volgens Le Corbusier dient er een direct verband te zijn tussen volume en begrenzende vlakken, zowel wat betreft de vorm als functioneel. – Plattegrond (le plan) Over de plattegrond, de situatie, het stadsplan merkt hij op dat dit de basis is waarop alle architectuur berust. Zonder plan heerst slechts wanorde en willekeur. Het plan is allesbepalend. In oktober 1924 kwam een gebouw met ateliers voor Lipchitz en de beeldhouwer Mieschaninoff klaar in Boulogne-sur-Seine. Ondertussen was Le Corbusier bezig met het ontwerpen en bouwen van een dubbelwoning voor de Zwitserse verzamelaar en bankier Raoul La Roche en zijn broer Albert Jeanneret, die getrouwd was met de Zweedse Lotti Raaf, dat bekend werd onder de naam Villa La Roche-Jeanneret, (nu thuisbasis van La Corbusier Foundation). Voor Michael en Sarah Stein ontwierp Jeanneret in 1926 een grote villa in de Rue du Professeur Victor-Pauchet te Vaucresson, waar ook Gabrielle de Monzie een gedeelte van bewoonde. Voor de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels, geopend op 28 april 1925, ontwierp hij het Pavillon de L’Esprit Nouveau. Het was een ingericht huis en een expositieruimte. Hier was zijn stadsplan Comtemporary City for Three Million Inhabitants uit 1922 en Voisin Plan of Paris te zien. Het Plan Voisin uit 1925 voorzag in het slopen van een groot deel van Parijs. Hij ontwierp daarna diverse huizen en stedelijke plannen. Maison Citrohan, Stuttgart 1927 In coöperatie met zijn neef ontwierp Le Corbusier een groot aantal woonhuizen, bijvoorbeeld het beroemde Citrohan-huis in 1927 voor de Weissenhof-siedlung in Stuttgart. Bij gelegenheid van deze Werkbund-tentoonstelling publiceerde Le Corbusier een boekje, waarin hij zijn bouwprincipes als ‘Vijf punten voor een moderne architectuur’ codificeerde, welke voor het bouwen met gewapend beton geldig zijn: 1. Het huis ligt op zuilen (pilotis) waardoor de woning boven de vochtige grond ligt en de tuin tot onder het huis kan doorlopen. 2. Het dakterras maakt maximaal gebruik van het oppervlak om zo de ingenomen ruimte terug te kunnen gebruiken. 3. Door het ontbreken van draagmuren is de woning vrij indeelbaar (het zogenoemde “plan libre”) 4. Horizontale ramen over de volle breedte zorgen voor een gelijkmatige verlichting en ventilatie (fenêtres en longueur). 5. De vrije facade, zonder beperkingen door draagstructuren. Een belangrijke voorwaarde om deze punten te kunnen realiseren was de toepassing van een zelfdragend staalskelet dat de muren van hun dragende functie bevrijdde en voor vrij invulbare plattegronden en gevels zorgde. CIAM In 1927 naam Le Corbusier deel aan de architectuur-prijsvraag voor het Palais des Nations in Genève. Zijn ontwerp gold weliswaar als uitstekend en eindigde op de eerste plaats, maar leden van de jury, die de oude, traditionele belangen van de academie behartigden, verhinderden de realisatie van Le Corbusiers project. Uit kritiek en verontwaardiging over het onrechtvaardig resultaat van deze prijsvraag vestigde Le Corbusier met een aantal architecten van naam, zoals Walter Gropius (1883-1969) en Hugo Haering (1882-1958), in 1928 in La Sarraz (Zwitserland) de ‘Congrès Internationaux d’ Architecture Moderne’ CIAM. Deze vereniging hield zich vooral bezig met stedebouwkundige planningen en formuleerde in 1933 de beroemde ‘Charta van Athen’. Haar oertekst werd door Le Corbusier opnieuw bewerkt en in 95 paragrafen ingedeeld. voorgevel (noorden) achtergevel 1927 Villa Stein of Villa Garches Over het gebruik van ’tracés regulateurs’ voor een villa in Garches zegt hij: ‘Het ontwerp van het hele huis werd beheerst door strenge ’tracés regulateurs’ die het effect hadden dat ze de dimensies van de verschillende delen veranderden. Soms maar met een enkele centimeter. In zo’n geval zijn wiskundige wetmatigheden geruststellend: als het klaar is weet je dat het helemaal goed zit. De noordgevel wordt bepaald door diagonalen. Maar er zijn drie horizontale stroken van gesloten muur tussen de openingen. Hun respectievelijke breedte leek een numerieke progressie te vormen. Bij nadere beschouwing bleek dat het in feite een 1,2,4 progressie was. Een kleine wijziging van de tekening maakte de progressie beter. Dit is een voorbeeld van een numeriek schema. Bovendien waren om constructieve redenen de betonnen pijlers op regelmatige afstand geplaatst. Naar de gevel kijkend is men zich steeds bewust van de numerieke maten die deze structuur beheersen. In Garches is dus, in aanvulling op de twee voorgaande diagrammen (de diagonalen en de 1,2,4 progressie) een derde zogezegd ingebouwd diagram dat door het structureel skelet wordt aangegeven. Het is een cadans van 2-1-2-1-2. De zuidgevel is ook gebaseerd op diagonalen. Dit leidde tot een interessante bijstelling van de tekening. Ik heb het over de leuning van de trap naar de tuin die parallel is aan de diagonaal van de gevel. Om dit resultaat te krijgen moest ik de grond aan het eind van de trap een beetje ophogen. Zulke subtiliteiten tellen. Tenslotte verleent nog een andere, bijzonder belangrijke ’tracé regulateur’ in het schema strenge precisie aan het dominante ritme van deze gevel. Ik spreek over de relatie die de breedte van de westzijde van de gevel aan die van de aangrenzende zijde bindt. De twee belangrijkste elementen van de compositie. Deze betrekking is gebaseerd op de beroemde verhouding die in alle belangrijke historische perioden gebruikt werd: de gulden snede. Als ik de lengte van het gebouw in twee delen wil verdelen, biedt de gulden snede een punt dat wiskundig exact is. Het enige punt dat zo’n subtiele verdeling kan scheppen. Ik zou bijvoorbeeld de gevel in twee gelijke delen kunnen verdelen of het een 1:2 of 2:3 verhouding kunnen geven, maar deze verdelingen lijken soms banaal of slap. Maar niet altijd. Ook hier moet je op je eigen oordeel afgaan.’ www.architectureweek.com Gulden snede Le Corbusier gebruikte regelmatig de gulden snede. Hij suggereert dat het dezelfde eenheid schept van eenheid en verscheidenheid die ook in natuurlijke organismen bestaat: ‘Natuurlijke organismen leren ons een belangrijke les: eenheid in vorm, zuivere silhouetten. De secundaire elementen zijn verdeeld op een verlopende schaal die zowel eenheid als verscheidenheid verzekert. Het systeem is tot in zijn verste vertakkingen een geheel.’ Le Corbusier bracht van 10 tot 30 oktober 1928 zijn eerste bezoek aan Moskou, waar hij o.a. een lezing gaf in het Polytechnische museum en zijn ontwerp voor het hoofdkwartier van de Centrosoyuz besprak. Chaise Longue, 1928 Jeanneret/Le Corbusier/Perriand In 1928/29 creërde Le Corbusier in samenwerking met Charlotte Perriand tafels en zitmeubels van chroom, staal en leder, welke in de ‘Salon d’ Automne’ in 1929 getoond werden. Le Corbusier heeft verschillende meubels gemaakt, zoals onder andere de stoelen LC1, LC2 en LC3. Zijn meest bekende meubels zijn de LC4 en LC7. Beinvloed door Fernand Leger (1881-1955) en Pablo Picasso (1881-1973) oriënteerde hij zich steeds meer op het Kubisme en vanaf 1929 schilderde hij ook menselijke figuren. 1928-1931 Villa Savoye in Poissy-sur-Seine nabij Parijs Enige elementen, die Le Corbusier in zijn kunstwerken kenbaar maakte, gebruikte hij eveneens voor zijn architectuur, onder andere bij de conceptie van de Villa Savoye. De door Le Corbusier ontworpen Villa Savoye – ook bekend als Villa les Heures Claires – is exemplarisch voor zijn vooroorlogse architectuur- en kleurideaal. Het geheel ligt midden op een grasveld, oorspronkelijk omzoomd door bomen. Op de begane grond liggen de hal, de dienstvertrekken en de garages. De ingang ligt aan de achterkant van het gebouw, het keert zich van de straat af. Achter de brede raamstroken op de eerste verdieping bevinden zich de woonruimten die via glazen schuifwanden toegang geven tot de terrastuin. De etages kan men via zachte hellingen en wenteltrappen bereiken. Het dak met de gewelfde wandschermen en het “ingekaderd” uitzicht dient als zonneterras. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw verwoest; na de oorlog is het gerestaureerd en voor bezichtiging opengesteld. Précisions sur un état présent de l’architecture et de l’urbanisme Corbusier begaf zich van 27 september tot 7 december 1929 op een studie- en voordrachtsreis naar Zuid-Amerika. In Buenos Aires gaf Le Corbusier een serie lezingen, waarin hij voor het eerst sprak over de vier composities. In 1930 werden zij beschreven in Précisions sur un état présent de l’architecture et de l’urbanisme. Op de terugreis met de S.S. Lutetia was hij veel in gezelschap van Josephine Baker. Een reeks van reizen in de jaren hierop volgden, onder andere naar Moskou, Zweden, Noorwegen, Engeland, Spanje, Italie, Noord-Afrika, Griekenland en de Verenigde Staten van Amerika. In 1930 deed Le Corbusier mee aan de tentoonstelling van Cercle et Carré en op 19 september werd hij Frans staatsburger. Op 18 december 1930 trouwde Jeanneret met Yvonne Gallis (1892-1957), waarmee hij tot haar dood op 5 oktober 1957 te Parijs lief en leed deelde. In 1933 gingen zij wonen in het penthouse van het door Le Corbusier ontworpen gebouw in de Rue Nungesser-et-Coli. ‘Ville Radieuse’ Nadat hij al in 1922 het model van de ‘Ville Contemporaine’ en in 1925 de ‘Plan Voisin’ had uitgewerkt, publiceerde Le Corbusier in 1935 een verder stedebouwkundig project, de ‘Ville Radieuse’. Deze modellen concipieerde hij allemaal met de bedoeling, de bruutheid en onmenselijkheid van de steden te bestrijden, bijvoorbeeld door het scheppen van groenvoorzieningen en gemeenschappelijke huizen, daarnaast door het voorleggen van oplossingen voor de problemen met het verkeer. Le Corbusiers sterk becritiseerde stedebouwkundige planningen bleven meestal visioenen en werden bijna nooit gerealiseerd. Zijn eerste reis naar de Verenigde Staten in 1935 werd een teleurstelling. Vanaf 1936 ontwierp Le Corbusier wandtapijten voor de tapijtweverijen van Aubusson. Toen Duitse troepen in 1940 Parijs bezetten beeïndigde Le Corbusier de samenwerking met zijn neef Pierre Jeanneret, sloot hun atelier en verhuisde naar Zuid-Frankrijk, waar hij en Auguste Perret door de Vichy-regering ondersteund werden. Le Modulor Rond 1946 ontwierp Corbusier een op de gouden snede en de rijen van Fibonacci stoelende architectuur onder de naam Le Modulor, een harmonieus verhoudingssysteem dat de gemiddelde lengte van de mens als uitgangspunt neemt. Het woord Modulor is opgebouwd uit module (=maat) en section d’or (= gulden snede). Met Le Modulor wilde Le Corbusier de gulden snede in ere herstellen. Le Modulor betekent: ‘een harmonische maat van de menselijke schaal universeel toepasbaar op architectuur en mechanica’. In 1946 schreef professor Albert Einstein aan Le Corbusier: “Het is een reeks dimensies die het slechte moeilijk maken en het goede gemakkelijk”. In 1948 verscheen het Le Modulor, in 1954 verscheen een tweede volume genaamd Modulor 2. Le Modulor voorzag in de behoefte naar een reeks dimensies voor problemen met massaproductie, standaardisering en industrialisatie. Le Modulor verzoent ook de feet en de inches met het metrisch systeem door automatisch het decimaal systeem voor berekening in feet en inches te introduceren. In november 1950 werd de ware lijn van Le Modulor in Le Corbusiers atelier gevonden. Sindsdien werd een lijst van deze maten van Le Modulor naast elk tekenbord in verschillende ateliers geplakt. Aanleiding voor de ontwikkeling van Le Modulor was het probleem van een groeiende markt voor onder architectuur gebouwde bouwwerken. Er ontstonden problemen door het gebruik van twee verschillende systemen van schaalverdelingen. De ene, het Amerikaanse systeem van feet en inches,(welke overigens in lichte mate al op het menselijk lichaam is gebaseerd) en de andere met het metrisch stelsel. Om hiervoor een oplossing te zoeken ging hij terug naar de Griekse oudheid en het idee van de Gulden Snede. In het begin ging hij uit van een hypothetische man van 1.75 meter, ook wel een Franse lengte genoemd. Le Corbusier werkte een tijdje met deze lengte maar zonder veel succes. Totdat een van zijn medewerkers hem er op wees dat de Franse lengte nogal klein was en dat in Engelse detectives the held altijd six feet tall is. Op die manier ontstond de bijnaam voor deze figuur; ’the six feet detective’. Le Modulor bestaat uit twee schalen, een rode en een blauwe. De maten van deze schaalverdelingen zijn gebaseerd op π ratio’s en de basis van de gulden snede. De maten in de tekening van Le Modulor komen overigens overeen met de reeks van Fibionacci. Het is dus niet alleen maar een instrument voor architectuele maatstaven maar het betekent ook dat de bouwwerken die ermee worden ontworpen volgens menselijke schaal zijn. Deze module is succesvol gebruikt bij het ontwerpen van verschillende designmeubelen alsmede gebouwen. Le Corbusier beschrijft het systeem van verhoudingen de ‘Modulor’ als volgt: ‘De modulor is een maatsysteem gebaseerd op het menselijk lichaam en de wiskunde. De hoogte van een man met opgeheven arm kan in delen worden verdeeld op punten die zijn positie in de ruimte bepalen: zijn voeten, zijn navel, zijn hoofd, zijn vingertoppen. Deze drie intervallen leveren een reeks uit de gulden snede.’ Het principe van de gulden snede is hier gebruikt om twee reeksen met afmetingen van de menselijke figuur op te stellen. De ene (blauwe reeks) is gebaseerd op de hoogte van een staande man met opgeheven arm: 2.26 meter. De andere (rode reeks) is gebaseerd op de hoogte van deze man gemeten van zijn voet tot zijn kruin: 1.83 meter. Le Corbusier geloofde dat deze maten, direct gerelateerd aan het menselijk lichaam, architecten zouden helpen bouwwerken aan de behoefte van de mens aan te passen. ‘De getallen van de Modulor, die uit een oneindig aantal mogelijke waarden gekozen wordt, zijn maten, dat wil zeggen, echte lichamelijke feiten. Ze horen bij een systeem van getallen en hebben daar ook het voordeel van. Waarschijnlijk kiezen we eerder de beste maten als we ze kunnen zien, met uitgestrekte handen kunnen schatten, niet alleen voorstellen (tenminste voor maten die dicht bij ons eigen postuur liggen). Het modulor-meetlint moet daarom op het tekenbord van de architect liggen naast zijn passer, zodat dit hem een direct zicht kan bieden op de maten en bijgevolg een concrete keus kan bieden. Architectuur (ik pas die term toe op bijna elk object dat door de mens gemaakt is) moet onze lichamelijke zinnen aanspreken evenzeer als onze geest.’ ‘De modulor is een stuk gereedschap, een precisie-instrument. Je kunt het zien als een klavier, een piano, een piano die gestemd is. De piano is gestemd, hoe goed je erop speelt hangt van jou af. De modulor verschaft geen talent of, nog minder, genialiteit. Hij scherpt een saaie geest niet aan. Wel geeft hij de gebruiker de voldoening met maten te werken die principieel goed zijn. Maar uit het onbeperkt aantal combinaties van de modulor moet je zelf een keus maken.’ Al vanaf ongeveer 1935 veranderden langzaam Le Corbusiers denkbeelden en voorstellingen, die dan vooral voor zijn werk na de Tweede Wereldoorlog gevolg hadden. In die tijd begon een nieuwe fase in zijn loopbaan, in welke niet meer zo sterk de aanpassing aan de technieke beschaving in de voorgrond stond, maar hoofdzakelijk de terugkeer naar het oorspronkelijke, eenvoudige leven. Niet alleen om die reden is Le Corbusiers later werk aan de ene kant gekarakteriseerd door het gebruik van natuurlijke materialen en van een onbewerkte béton brut, maar aan de andere kant ook bestemd door een plastische, meer monumentale stijl. Unité d’Habitation Zijn grootste tot dan toe uitgevoerde project was een wooncomplex in Marseille (1947-1952), de Unité d’Habitation (la cité radieuse): een flatcomplex met 337 appartementen, voorzien van binnengelegen winkelstraten en diverse faciliteiten. Het ontwerp van de Unité d’ Habitation ontstond uit de idee, een gebouw te scheppen, zoals het Kartuizerklooster in Galluzzo, dat op Le Corbusier sterke indruk gemaakt heeft, waarin vele mensen in een gemeenschap kunnen samenleven. Omdat hij van mening was, dat de grote steden brut en erg onmenselijk zijn, concipieerde hij hier een huis, welk na het voorbeeld van de kloosterlijke levensgemeenschap een zogenoemd “cel” voor iedere familie voorzag en evenwel een bouwlaag met winkels en cafés en een daktuin voor sportieve activiteiten. Zoals te zien wordt het gebouw weliswaar door pilotis getild, die echter nu meer plastisch gemodelleerd en robuuster zijn. Het sterkere gebruik van krachtige kleuren, de onbewerkte “béton brut” en de bescherming tegen de zon zijn kenmerken voor de realisatie van Le Corbusiers nieuwe ontwerpen. 1950, Notre Dame du Haut, Ronchamps In 1950 bouwde hij de kapel Notre-Dame-du-Haut in Ronchamp en vanaf 1951 realiseerde hij als ‘Government Architectural Adviser’ het project voor de indische stad Chandigarh. Bovendien mogen ook het klooster Sainte-Marie-de-la-Tourette in Eveux-sur-l’Arbresle bij Lyon (vanaf 1953) en het Carpenter Center of Visual Arts in Cambridge, Massachusetts (1961-1964), niet ongenoemd blijven, omdat ze belangrijke werken van zijn laatste scheppingsperiode zijn. Tijdens een vakantieverblijf in Cap Martin, waar hij sinds 1952 een door hem ontworpen woning had, overleed Le Corbusier op 27 augustus 1965 aan een hartaanval. Op 1 september eerde de minister voor Cultuur, André Malraux, hem door een uitvaartdienst in de Cour Carrée van het Louvre. Naast het terugbrengen van complexe theorie tot eenvoudige principes (‘vijf punten voor een nieuwe architectuur’) liet Le Corbusier elk artikel of boek dat hij schreef onmiddellijk vertalen van het Frans naar het Engels en het Duits. Daarmee verspreidde zijn gedachtegoed zich razendsnel over de hele wereld en verwierf hij grote bekendheid. Toch is Le Corbusier niet alleen beroemd: het strakke regime van zijn architectuur leidde tot wooncomplexen die terug te vinden zijn in de voorsteden van Parijs, maar ook in de Bijlmer in Amsterdam Zuidoost. De problemen die tegenwoordig in deze wijken bestaan worden deels toegeschreven aan de manier waarop deze complexen ontworpen en gebouwd zijn, en daarmee aan Le Corbusier. Het NAi zegt hierover: “Le Corbusier had zeer uitgesproken ideeën over de manier waarop steden ontworpen moesten worden. Onder meer in Parijs en Marseille bouwde hij wooncomplexen waarin alle benodigde functies (zoals winkels en recreatieruimten) waren ondergebracht en de verkeersstromen streng geregisseerd werden.” Le Corbusier legde heel erg de nadruk op een collectief gebruik van ruimten. Zijn ideeën vonden volgens het NAi veel navolging, maar de grootschaligheid van de (voor)steden en het ontbreken van de zorg, die Le Corbusier wél had, voor de publieke ruimte, maakten dat zijn ideeën niet altijd succesvol waren.
2e Hands: circa 50% online;
Collectors Items: circa 25% online;
Verdere info per mail.
Met betrekking tot het aanbod van Moderne Klassiekers is het belangrijk te weten dat er met regelmaat stukken verhandeld worden, welke niet origineel zijn en/of zijn samengesteld uit originele en niet originele of gekopieerde onderdelen. Voorkom een miskoop en teleurstelling en koop bij een betrouwbare specialist.
BeBoB is ontstaan vanuit recycling oogpunt en het in ere houden van de vormgeving uit de 20e eeuw, d.m.v. een stichting en specialiseert zich al bijna 30 jaar in het verzamelen, tentoonstellen, restaureren en in- en verkopen van o.a. in het oog springende industriële vormgeving en topdesign-stukken van goede ontwerpers uit de vorige eeuw, hanteert maximaal de minimale adviesverkoopprijs bij nieuwe Klassiekers, redelijke prijzen bij vintage en collector's items. BeBoB werkt zo groen mogelijk en schenkt minimaal 10 % vaan de winst aan een goed doel en is niet gefocust op winstbejag en biedt u zo een veilige plaats om samen te werken of aankopen te doen.
2e Hands: circa 50% online;
Collectors Items: circa 25% online;
Verdere info per mail.
Nieuw ; Catalogus-Prijs, vaak minimaal 10% Korting én bij eventuele inruil een extreem goede prijs.
Vintage / Bottom End ; Circa 35% tot 65% van de nieuwprijs. Uiteindelijk bij ons vaak iets duurder dan op Marktplaats e.d. maar ... bij ons kunt u ergens op terug komen, wordt u correct geholpen op een prachtige locatie en heeft u recht op goede service.
Bij calamiteiten helpen we u bovendien gratis of tegen een concurrerende prijs verder, via ons atelier.
Verzamel Items ; Uit ontwerp-periode dus vaak duurder, maar ook een betere investering.
We kunnen aan bijna alle klassiekers komen, tegen concurrerende prijzen.
2e Hands: circa 50% online;
Collectors Items: circa 25% online;
Verdere info per mail.
1 Op Voorraad
1 Op Voorraad